'Beter dan sloop' - Lieven de Key lezing 2025 / Wilma Kempinga - Stichting Mevrouw Meijer
We moeten zuinig zijn op de gebouwen die we al hebben, en er zorgvuldig en liefdevol mee omgaan. Massale sloop en nieuwbouw is niet langer verantwoord, gezien de klimaat- en duurzaamheidsopgaven. En het hoeft ook niet, want de ‘gebouwde voorraad’ in Nederland is groot genoeg en goed genoeg om mee door te gaan. We moeten wél leren om anders te werken dan we gewend zijn: we moeten onze gewoonten vervangen door betere gewoonten.
Dat was de belangrijkste boodschap van Wilma Kempinga, oprichter van het onderzoeksbureau Mevrouw Meijer, in de Lieven de Key Lezing 2025, uitgesproken op 18 november 2025 in Haarlem bij de uitreiking van de Lieven de Key Penning. In haar lezing ‘Beter dan sloop’ gebruikte zij de scholenbouw en de gemeente Haarlem als casussen, maar haar betoog heeft een veel bredere strekking, die raakt aan alle gebouwtypen en iedereen in Nederland die beslissingen neemt over de gebouwde omgeving.
Zes jaar geleden geleden ging de Lieven de Key Penning 2019 naar Mike Korth en Gus Tielens met hun renovatieontwerp van de basisschool Molenwiek Dalton in Haarlem Schalkwijk.
Dat prachtige ontwerp was een prestatie van de opdrachtgever en van de architecten. Mijn rol was te vergelijken met die van een vroedvrouw. Een soort procesbegeleider, vanuit een duidelijke visie op hoe zo’n bijzonder proces het best kan verlopen. Vandaag heb ik een andere rol, maar met dezelfde visie, en die wil ik graag met jullie delen.
Mijn naam is Wilma Kempinga. Ik ben oprichter van Stichting Mevrouw Meijer, een onderzoeksbureau voor scholen en architectuur. Wij begeleiden scholen en gemeenten bij het realiseren van betere schoolgebouwen, en dat doen we al 15 jaar. Wat ons uniek maakt is dat we het liefst uitgaan van bestaande schoolgebouwen, om die te behouden en als uitgangspunt te nemen voor de school van de toekomst.
Er zijn genoeg schoolgebouwen in Nederland, en ook in iedere gemeente, ze zijn goed genoeg, er is geen noodzaak om te slopen en nieuw te bouwen. Je moet ze natuurlijk wel goed onderhouden, en eens in de zoveel tijd ingrijpend renoveren en aanpassen, oftewel transformeren. Zo kun je voor de toekomst voortbouwen op het verleden. Dat begint door de bestaande kwaliteiten van deze scholen af te stoffen en te herwaarderen, zwakke plekken te herstellen, en met slimme ingrepen het gebouw van gisteren geschikt te maken voor het gebruik van morgen. Sloop en nieuwbouw zijn onnodig. Nieuwbouw kan soms nut hebben, maar dan als een ondergeschikte aanvulling op behoud.
Zo ging het met Molenwiek Dalton. Zo gaat het ook met andere scholen waarbij Mevrouw Meijer betrokken is.
Een cruciale voorwaarde is wel dat renovatie of transformatie wordt aangepakt als een volwaardige architectuuropgave. Het kan nooit alleen een technische opknapbeurt zijn. Het gaat om herontwerp, een nieuw ontwerp op basis van wat al bestaat. Daarom schakelen we de beste architecten van Nederland in. De beste zijn niet de beroemdste, vaak staan ze aan het begin van hun loopbaan. Wij bieden hen de mogelijkheid om ervaring op te doen in het gesloten wereldje van de scholenbouwers.
Wij bieden hen ook de mogelijkheid om virtueel samen te werken met de oorspronkelijke architect, ook al werkte die al 50 jaar gelden. Molenwiek Dalton is in feite ontworpen door KorthTielens in samenwerking met Wiek Röling, die het oorspronkelijke ontwerp maakte.
De Lieven de Key Penning onderscheidt verschillende categorieën. Architectuur, renovatie, monumentenzorg, stedenbouw. Maar die kun je in elkaar schuiven.
Renovatie (of transformatie) is architectuur. Daar hameren we al vijftien jaar op. En met succes. Kijk naar Molenwiek Dalton.
Maar andersom geldt het ook: architectuur is steeds vaker renovatie en transformatie. De grote ontwerpopgave van de 21ste eeuw bestaat er niet uit om nog weer meer nieuwe bouwsels op de wereld te zetten. En al helemaal niet om daar eerst prima bestaande gebouwen voor te slopen. De grote ontwerpopgave van de 21ste eeuw bestaat eruit dat we zorgvuldig en hoogwaardig omgaan met het vele dat we al hebben.
Dat geldt voor scholen, en het geldt voor bebouwing in het algemeen. Wij hebben een ‘gebouwde voorraad’ die groot genoeg en goed genoeg is om er nog heel lang mee vooruit te kunnen. Het geldt voor het rijke deel van de wereld waar Nederland bij hoort, het ‘mondiale Noorden’, en het geldt voor iedere stad, iedere gemeente, en ook voor Haarlem.
We hebben in de 20ste eeuw enorm veel gebouwd, alsof het niet op kon. Nu worden we ermee geconfronteerd dat het wél op kan. Veel mensen zijn nog in ontkenning, maar dat is niet vol te houden. Met je kop in het zand heb je slecht zicht op de kansen.
De wereld van bouw en vastgoed is een Rupsje Nooitgenoeg van bouwmaterialen en energie. Dat wordt alleen maar erger. Materialen en grondstoffen beginnen schaars te worden. Door het enorme energieverbruik bij de productie van beton, staal, baksteen, enzovoort, is de bouw een van de ergste producenten van CO2, en dus een van de ergste schuldigen aan de klimaatverandering. Deze CO2-uitstoot is op weg om tussen nu en 2050 wereldwijd nog te verdubbelen. Ook in Nederland gaat het niet omlaag.
Het kan zo niet doorgaan. Het goede nieuws is dat het ook niet hoeft door te gaan. We hoeven niet bij te bouwen. Gebouwen hoeven geen wegwerpartikelen te zijn. Architectuur hoeft niet spilziek te zijn. Het kan anders. Dat begint met het behouden en benutten van wat we al hebben. Want: het groenste gebouw is het gebouw dat er al is. Monumenten zijn onze duurzaamste gebouwen.
Ja, maar is dat nu echt zo, zie ik mensen denken. Ja, dat is echt zo. Geloof niet in de praatjes dat nieuwbouw duurzamer of klimaatvriendelijker is dan behoud van wat er al is. Want dat klopt niet.
Met gezond verstand snap je dat al. Als je van een bestaand gebouw, pakweg uit 1970, alleen al het casco behoudt, dus de fundering en het betonskelet, dan hoef je dat niet meer overnieuw te bouwen. Je blijft dan gebruik maken van de CO2-uitstoot die voor de bouw nodig was. Dat is een CO2-investering geweest die je nu niet hoeft weg te gooien. Bij nieuwbouw vernietig je dat kapitaal en moet je helemaal overnieuw beginnen met uitstoten.
Met die eerste keuze, die eerste daad van behoud, dus door verder te gaan met het bestaande gebouw, heb je in één klap een reusachtige voorsprong in duurzaamheid opgebouwd. Die haalt een nieuwbouwpand nooit meer in.
Ja, maar kun je dat onderbouwen, zie ik dezelfde twijfelaars denken. En dat kan. Bij Mevrouw Meijer werken we al jaren met de rekenmethode EcoQuaestor, ontwikkeld door Tim de Jonge. Hiermee kun je van één en dezelfde opgave allerlei varianten calculeren, en dan zowel de financiële kosten als de CO2-voetafdruk. Je berekent bijvoorbeeld de renovatie van een school voor 300 leerlingen, en daarnaast een nieuwbouwvariant met hetzelfde programma van eisen.
Dezelfde methode wordt toegepast op woningbouw. Het kan ook bij andere gebouwtypen. Het is een eerlijke rekenmethode, die niet nieuwbouw stiekem voortrekt, zoals in veel standaardmethoden gebeurt, en die ook renovatie niet voortrekt.
De uitkomst is helder. Renovatie zorgt telkens voor 30-50% minder CO2-uitstoot dan sloop-nieuwbouw. Het is ook nog eens 10-30% goedkoper. En het kan zelfs nog gunstiger.
Iedereen kan het nalezen in onze publicatie Beter dan sloop. Met cijfers en praktijkvoorbeelden, uitleg en achtergronden. Het is ons cadeautje aan iedereen die te maken heeft met bouw, ontwerp en duurzaamheid, en dus eigenlijk alle Nederlanders die wel eens in of in de buurt van een gebouw komen. En iedereen in deze zaal. Het is ook nog eens verschenen bij een Haarlemse uitgeverij, Trancity. Voor iedereen te koop of gratis te downloaden als PDF.
Tot zover de cijfers. Er zijn daarnaast ook andere redenen, minstens zo belangrijk, om zuinig te zijn met wat we hebben, en voorrang te geven aan behoud, renovatie en transformatie.
Het is een betere manier om met erfgoed om te gaan, erfgoed dat verbonden is met de levens van mensen, met herinnering en identiteit. Het is een daad van sociale duurzaamheid. Vooral in jongere delen van de stad, naoorlogs of Post65, helpt het mee om de jonge geschiedenis te koesteren en nieuwe sociale en culturele lagen toe te voegen. Met renovatie en transformatie laat je zien dat duurzaamheid een zaak is van lange termijn, niet alleen in de toekomst maar ook in het verleden.
Duidelijk is: of je nu denkt in euro’s, in CO2 of in culturele waarden, je bent een rund als je met nieuwbouw stunt.
En hiermee ben ik halverwege mijn verhaal. De boodschap tot nu toe is: we moeten af van de massale, en steeds slechtere gewoonte van sloop-nieuwbouw. En dat kán ook. We hebben in het verleden een indrukkende voorraad gebouwen opgebouwd. We zorgen er niet altijd goed voor, en er zijn heel wat institutionele eigenaren die een draai om de oren verdienen vanwege moedwillig slecht onderhoud. Maar dat kunnen we inhalen. We kunnen de gebouwde voorraad koesteren, herwaarderen, inzetten als het stevige begin van de toekomst. Behoud, renovatie en transformatie moet de regel worden, kan dat ook, en het is nu al profijtelijk, zowel voor het klimaat als financieel.
Tot zover de samenvatting.
Maar dan.
De gemeente Haarlem vroeg ons in 2014 om een onderzoek naar 14 scholen in Schalkwijk. De gemeente wilde ze eerst allemaal slopen, maar toen kwam de kredietcrisis en de gemeente besloot om de mogelijkheden van behoud te onderzoeken. Onze conclusies: Alle 14 kunnen blijven. Dat alleen al was een sensationele conclusie. Alle verspilling van sloop-nieuwbouw was niet nodig.
Bij 11 gebouwen was een bescheiden ingreep voldoende, om te beginnen het achterstallig onderhoud. Bij drie moest er meer gebeuren, waaronder Molenwiek Dalton, niet omdat het gebouw slecht was, maar omdat de school populair was en groeide. Alle ingrepen waren een succes, met de Lieven de Key Penning als kers op de taart.
En toen. Goed voorbeeld doet goed volgen, zou je denken. De gemeente Haarlem en de schoolbesturen hadden gezien dat het anders kon. Ze hadden gezien hoe ze hun maatschappelijke verantwoordelijkheid voor duurzaamheid, klimaat en erfgoed op een hoogwaardige en positieve manier konden realiseren. Haarlem kon er trots op zijn. Ik heb begrepen dat bij de gemeente zelfs het werkwoord ‘mevrouwmeijeren’ werd gebruikt.
Maar daarna zakte het in. Volgende opgaven kwamen toch weer terecht in de oude sleur. Bij afzonderlijke gebouwen, en ook in het gemeentelijk beleid voor scholen en ander maatschappelijk vastgoed. Een gemeente kan hier werkelijk iets betekenen, maar helaas, Haarlem heeft die kans laten lopen, en is teruggevallen in de oude gewoonte.
Ik bedoel dit niet als verwijt, maar als probleemstelling. Wat is er gebeurd? Wat kunnen we ervan leren? Hoe kunnen alle betrokkenen alsnog die goede stap naar de 21ste eeuw zetten? En in deze probleemstelling is Haarlem een bijna willekeurige casus. Het gaat mij om een proces dat je overal terugziet, bij talloze gemeenten (en institutionele opdrachtgevers).
Er zijn meerdere antwoorden. Eerst het antwoord met peptalk. Je zou willen dat de gemeente meer ambitie heeft met haar eigen maatschappelijk vastgoed. En dan vooral inhoudelijke, maatschappelijke ambities. Leg in de uitdrukking ‘maatschappelijk vastgoed’ altijd de nadruk op ‘maatschappelijk’; dat het vastgoed is, is bijzaak. Waardeer wat je hebt: het is het geschenk dat anderen al voor jou hebben gerealiseerd. Koester het. Maatschappelijke gebouwen zijn prachtige, optimistische voorzieningen voor alle burgers, en die moet je niet zien als een zorgelijk corvee. Wees zorgvuldig, maar word ook weer enthousiast. Laat verbeeldingskracht toe. En neem de klimaatopgave serieus. Iedere gemeente moet klimaatdoelen halen, maar zorg dat het geen dode letters of holle woorden zijn. Werk er systematisch aan.
En dan een ander antwoord, dat vooral praktijkgericht is. Ik zei al dat Mevrouw Meijer een soort vroedvrouw is, die een proces begeleidt. Op dat proces wil ik dieper ingaan.
Want we doen als mensen heel veel op routine. We zijn gewoontedieren. Dat geldt ook voor organisaties, ook voor gemeenten. Wat wij in Schalkwijk deden, was eenmalig. Wat de gemeente daarna had kunnen doen, of had moeten doen, was dankzij de lessen van Schalkwijk de eigen gewoonten en routines tegen het licht houden, en veranderen.
Een van mijn favoriete uitspraken is van de filosoof René Gude, ooit Denker des Vaderlands: ‘Vooruitgang is het vervangen van een gewoonte door een betere.’
Dat is de opgave hier. Dus moet je je eerst bewust zijn van de bestaande gewoonte. Hoe gaan de dingen?
De bestaande routine heeft sloop-nieuwbouw als uitgangspunt. Wettelijk, in allerlei regelgeving en normering, in de financieringsvormen, afschrijvingstermijnen, procedures, uitvoering, noem maar op: overal is sloop-nieuwbouw de standaard. De default mode. Volgens deze routine kun je ook renoveren of transformeren, maar dat is een uitzondering. Het wordt dan allemaal moeilijker, en vaak ook ongunstiger. Financieel onaantrekkelijker. Niet doordat renovatie van zichzelf onaantrekkelijker is, maar doordat de routine scheef is afgesteld. Met een ingebouwd, voorgeprogrammeerd voordeel voor nieuwbouw.
Denk alleen al aan het gebruik om een gebouw boekhoudkundig af te schrijven na 40 jaar. Die afschrijvingstermijn is ooit bedacht, en in Nederland in 1893 wettelijk ingevoerd, als een economische en fiscale rekenmaat. Maar dat is een eigen leven gaan leiden, zodat in de hoofden van veel mensen de boekhoudkundige afschrijving een bouwkundige afschrijving is geworden. En dus een aansporing tot sloop. Een licence to destroy.
Hoe dieper je erin duikt, hoe meer details je ziet van die bevoordeling van nieuwbouw. Adviesbureaus adviseren liever nieuwbouw omdat ze daar direct of indirect meer aan verdienen. Daarom, gemeente en andere opdrachtgevers opgelet: let altijd op de kleur van het advies. Een ander voorbeeld: een flink deel van de inkomsten van aannemers komt uit de handel in bouwmaterialen. En daarvan heb je er bij renovatie minder nodig. Ook de aannemerij is op die weg voorgeprogrammeerd om liever nieuwbouw te doen.
Een derde voorbeeld, dat raakt aan de rol van de gemeente als opdrachtgever. In vrijwel alle aanbestedingsprocedures voor architecten wordt uitgegaan van sloop-nieuwbouw. Architecten die in hun pitch laten zien dat je hetzelfde of beter resultaat kunt bereiken met renovatie of transformatie, worden gediskwalificeerd. De kwaliteit van het ontwerp is dan geen criterium, en klimaatvriendelijkheid al helemaal niet. Waar het mis zit, is de stupide formaliteit van de uitvraag.
Hoe kan het ook? Ik zal eerst schetsen hoe het proces van Mevrouw Meijer werkt. Als een school of gemeente ons vraagt om een ontwerpend onderzoek te doen, dan doen we er ongeveer een halfjaar over. Dat valt in het niet bij het proces van wikken en wegen bij veel potentiële opdrachtgevers; dat kan vele jaren in beslag nemen.
Ons onderzoek bestaat uit twee delen na elkaar. Eerst maken we een nauwkeurige studie van de bestaande school. We duiken de geschiedenis in, en halen de oorspronkelijke ontwerptekeningen tevoorschijn, omdat die een actuele kennisbron worden. We inventariseren het bestaande gebouw ruimtelijk en bouwfysisch, en ook de gebruikerservaringen, en uiteraard de onderwijskundige eisen en wensen.
Zo hebben we na een paar intensieve maanden een uitstekende kennis van het bestaande gebouw, gebruik en gebruikers. We doen dat samen met alle betrokkenen, zodat het proces tegelijkertijd tot deskundigheidsbevordering leidt. Meteen in het begin leert iedereen de opgave goed kennen, leert elkaar kennen, en ook de keuzemomenten en de dilemma’s waar je vroeg of laat tegenaan loopt. En doordat je ze al heel vroeg ontdekt, en kunt oplossen, zijn er later in het proces veel minder verrassingen.
Hier, in de opzet van de bouwvoorbereiding, zit dus al een groot verschil met een benadering die uitgaat van sloop-nieuwbouw. Als je toch al wilt slopen, dan hoef je niet nieuwsgierig te zijn naar het bestaande gebouw. De eerste fase volgens de oude routine is: slopen die hap en er een dikke plak zand neerleggen, klaar voor de nieuwbouw. Daar heb je weinig onderzoek voor nodig. Dat lijkt lekker makkelijk, maar het betekent vaak dat alle partijen later in het proces vervelende verrassingen tegenkomen.
Wij vragen alle partijen om helemaal aan het begin van het proces te investeren in kennis. Dat is soms lastig om uit te leggen aan potentiële opdrachtgevers, want die zijn anders gewend. Maar het betaalt zich dubbel en dwars uit.
Dan komt fase twee, de ontwerpfase. In de oude benadering begint die met die plak zand. Daar kun je ongeveer ieder ontwerp neerzetten. Vaak komt dat uit een confectiecatalogus. Tegenwoordig zijn afgeronde hoeken in de mode.
In ons onderzoek doen we dat anders. We vragen drie architecten om elk een eigen ontwerp te maken, dat een specifieke oplossing uitwerkt, gebaseerd op het bestaande gebouw. Zo wordt zichtbaar dat het kán, en ook dat het zelfs op meerdere manieren kan. Dankzij die ontwerpkracht is er een werkelijke keuze. De school wordt architectuur.
Het interessante van onze werkwijze is dat die er misschien op het eerste gezicht duur uitziet, maar dat helemaal niet is. Het ziet er duur uit doordat wij in de eerste fase veel werk verzetten terwijl dat in de gebruikelijke procedure bij benadering nul is. Maar in werkelijkheid wordt in ons proces het geld alleen maar anders, en op een ander moment uitgegeven. Door het helemaal aan het begin te doen, kun je het latere proces met een massa aan kennis beginnen en zijn er veel minder verrassingen. Bij standaardprocessen gaat er juist later vaak van alles mis, allerlei tegenvallers die iedereen lijken te overvallen, terwijl je ze met wat meer nadenken op een vroeg moment had zien aankomen.
Vooruitgang is het vervangen van een gewoonte door een betere gewoonte.
Het proces volgens Mevrouw Meijer kan veel breder worden benut. Juist een gemeente kan er haar voordeel mee doen. Als u iemand kent die bij de gemeente werkt, stoot ‘m dan aan en vertel het voort. De gemeente kan daadwerkelijk de betere gewoonte stimuleren en invoeren, zowel direct als indirect.
Indirect, via het beleid. Als algemene beleidsregel kan de gemeente invoeren: ‘renovatie, tenzij’. En daarop alle regelingen aanpassen. Dan weet iedereen in de gemeente waar je aan toe bent. Er zal eerst gemopper zijn, maar dat is begrijpelijk. Van een slechte gewoonte afkomen, is niet altijd makkelijk. Vraag het maar aan ex-rokers.
‘Renovatie, tenzij’ kan ook een toets zijn voor ander beleid. Veel gemeenten hebben absurde tegenstrijdigheden in hun beleid, die ze misschien zelf niet eens herkennen. In Maastricht, bijvoorbeeld, is laatst besloten om alle middelbare scholen, prima gebouwen, te slopen. In dezelfde vergadering nam de gemeenteraad het duurzaamheidsplan aan. Voor een gemiddelde burger is de raad dan moeilijk serieus te nemen. Zorg dus dat je dit voorkomt.
Laat de algemene regel doorwerken in iedere sector. Bijvoorbeeld in het gemeentelijk meerjarenplan voor scholenbouw, IHP. Dat laat nu vaak de keuze open tussen vervangende nieuwbouw en renovatie. ‘Renovatie, tenzij’ schept duidelijkheid.
De gemeente heeft directe invloed waar ze zelf eigenaar is van maatschappelijk vastgoed. Voorrang aan renovatie en transformatie, een stop op sloop en zo min mogelijk nieuwbouw: dat zijn duurzaamheidsambities die de gemeente in eigen huis kan uitwerken, om ervaring op te doen en vooral om haar maatschappelijke voorbeeldfunctie glans te geven.
De gemeente kan ook zorgen dat de eigen kennis van zaken op peil blijft, en continuïteit houdt. Wij merkten dat na ons project in Schalkwijk. We hadden te maken met zeer betrokken bestuurders en ambtenaren, die in de loop van het proces enorm veel kennis en inzicht kregen. Deskundigheidsbevordering werkt echt.
Maar vervolgens is de kennis van dat proces bij de gemeente weer verloren geraakt. Veel mensen die het hadden meegemaakt vertrokken bij de gemeente, terwijl er voor nieuwkomers weinig of geen overdracht was. Een snelle personele doorstroming is vermoedelijk voor het hele overheidsapparaat een gegeven. Dat maakt het nog meer noodzakelijk om de ‘betere gewoonte’ niet van een mooi experiment te laten afhangen, maar te verankeren in de standaardwerkwijze. Een ambtelijke organisatie blijft toch altijd een gewoontedier, dus is het van belang om voortaan de juiste patronen in te slijten. De ‘betere gewoonte’.
Intelligent beleid maak je het best in wisselwerking met de praktijk. Daarom mijn laatste tip: richt een Haarlems ontwerpatelier op. Gebruik dat atelier om architecten zich te laten buigen over opgaven in de stad, met de vraag hoe die het best en mooist kunnen worden ontworpen, met als eerste spelregel ‘renovatie tenzij’. Dat kan op een Mevrouw Meijer-achtige manier, en wij kunnen nog wel wat tips geven.
Tot slot. De klimaatcrisis is bij uitstek een onderwerp voor dat bekende motto: ‘Think global, act local.’ Klimaatverandering is wereldwijd, maar we kunnen en moeten plaatselijk handelen. Ook in Haarlem. Als je het goed doet, zal het zeker geen straf zijn.
Tot zover mijn verlanglijstje voor architectuur, erfgoed, klimaat, en gemeentelijke visie. Er is nog voldoende tijd tot aan de gemeenteraadsverkiezingen om het uit te werken.
Het stadsessay 'Beter dan sloop - Een duurzame toekomst met blijvende gebouwen' is hier gratis te downloaden en hier in print te bestellen.